Freyr: een andere wereld

Bernard Marnette

De Neanderthalers waren ongetwijfeld de eerste mensen die de rotsen van Freyr wisten te waarderen vanwege hun hoogte, hun diverse structuren en hun gevarieerde vormen.
Pas veel later beschreven 19e-eeuwse schilders en schrijvers de charmes van deze prachtige plek in het gebied van de Boven-Maas en pas in het begin van de 20ste eeuw ontdekten de echte klimliefhebbers deze prachtige rotsen. De ware start van het klimmen in Freyr noteren we anno 1930. Xavier de Grunne opende de allereerste route te Freyr op het deelmassief “Tête de Lion” en hij was in goed gezelschap want onder zijn metgezellen bevond zich ondermeer koning Albert I. Deze eerste klim kwam merkelijk later dan eerdere beklimmingen op andere rotsen in België (ondermeer Dave, Yvoir en Chaleux) maar het was er wel meteen één met koninglijke allures. Vanaf dat ogenblik werden er gestaag nieuwe routes geopend en dit op zowat alle deelmassieven : Cinq Ânes, Nouvelle Jeunesse, le Pâpe, les Autours …
De eerste routenamen droegen over het algemeen de naam van de eerstbeklimmer, maar gezien er steeds meer routes kwamen … kwamen er ook steeds meer nieuwe namen. Zich inspirerend op het moment van de beklimming ontstonden in de loop van de decennia routenamen die tegelijk poëtisch (l’Éden), gebeurtenisgerelateerd (l’Asiatique), nostalgisch (ex-fan des sextos), referentieel (Éperon Walker), militant (Héroïne), didactisch (Ragazza di Finale) en/of regiogelingt (Spigolo/dolomieten) waren.
De eerste Freyrklimmers kwamen meestal uit burgerlijke, ja zelfs adellijke milieus, maar dat was alles behalve een rem op excentriciteit en roekeloosheid. Camille Fontaine bijvoorbeeld, een buitengewone figuur, zowel vanwege zijn uitstekende klimvaardigheden als vanwege zijn levensstijl, opent de klassieke route van le Pape op het ritme van een symfonie. De chauffeur van zijn naklimmer, een gerenommeerd muziekliefhebber, speelt tijdens hun beklimming Wagneriaanse muziek vanaf de andere oever van de Maas. Charles de la Vallée-Poussin overwint glimlachend, met kostuum en stropdas, haren strak in de in de plooi, de barst van les “Cinq Ânes” en René Maillieux aarzelt geen moment om de Maas over te zwemmen en om dan de tegenoverliggende rotsen van “Al Rue” te beklimmen.
Een elitegroepje ontdekt een directe uitklim van de “Pino-Prati” maar stuit bij eerste pogingen op een (te) moeilijke barst. De moedige Henri Renier komt dit te weten en probeert het ook. Zijn vriend Haroun Tazieff, die de klim niet haalbaar achtte wou van bovenaf een touw toe te werpen maar “Geen sprake van!”, antwoordde Henri, die zonder enig aarzelen de barts uitklom.
Geleidelijk doken de eerste belangrijke namen in de Belgische klimsport op.
De Grunne, Fontaine, Mallieux, Lecomte… zonder de jonge dames te vergeten, zoals Kiki Meersman, die midden in de winter van 1933, boven een volledig bevroren Maas, de eerste vrouwelijke beklimming van de “Roche Al Lègne” maakte.
Tijdens deze beginperiode mag de invloed van de koninklijke familie niet worden onderschat, met name door in Laken rotshaken te laten smeden. Albert I deed twee pogingen om de “Roche Al Lègne” te beklimmen alvorens deze definitief werd beklommen. Hij en Léopold behoorden tot de eersten die zich in de Directissime waagden maar anderen hadden meer geluk en slaagden in hun opzet. Net voor en zelfs tijdens de tweede wereldoorlog kwamen er heel wat nieuwe routes bij. Henri Renier opende de luchtige “Zig-Zag” in 1943. In deze woelige jaren was kamperen verboden en bivakeerden de klimmers in de vrij talrijk aanwezige, grotachtige klimholtes van het massief.
Na de tweede wereldoorlog ontwikkelden zich de vrijetijdsactiviteiten dermate dat er nieuwe gezichten opdoken: het was het tijdperk van Barbier, Didot, Duchesne, Focquet, Radzitzky, … Deze toename bracht ook nieuwe infrastructuur met zich mee want in 1959 bouwde Jean Duchesne de naar hem vernoemde berghut nabij het prachtige uitkijkpunt. Rendez-vous was er vaak in de lokale “patisserie” die later door Hubert en Marcelle omgetoverd werd tot het legendarische klimmerscafé “Le Chamonix”. De voortschrijdende democratisering van vrijetijdsactiviteiten bracht niet alleen steeds meer nieuwelingen naar hier, maar bracht ook een frisse mentaliteit met zich mee die de klimmerswereld zou bevrijden van een zeker academisme. Deze beweging zou uitgroeien tot een ware “pitonoorlog” waarbij jonge klimmers die de behaking van de routes verwijderden, door de politie werden vervolgd na een formele klacht van de directie van de “Club Alpin Belge” (CAB). Dit alles kaderde netjes in de ontwikkeling van het “vrij klimmen”, wat men in Freyr “jaunir”, grimper “en jaune” zou noemen. Deze naam komt voor uit van het feit dat Claude Barbier en een groepje vrienden (J. Delderenne, E. Abt, C. Delvenne, …) de pitons die alleen werden gebruikt om te zekeren en niet om voort te bewegen (zonder er aan te trekken of erop te staan), geel verfden.


In deze periode ontdekten ook projectontwikkelaars de schoonheid van het platteau. Zij droomden van campings met caravans nabij de rotsen maar zij stuittten op klimmers die (voor één keer) blok vormden om dit tegen te gaan.

Verdere democratisering bracht ook de komst van heel wat goede buitenlandse klimmers met zich mee (Fransen, Nederlanders, Duitsers, Luxemburgers, …). Freyr zou een tijdlang de Parijse rotswand bij uitstek worden. De club van Billancourt arriveerde er met bussen vol en veel grote namen uit de Franse bergsport waren aanwezig: Paragot, Berardini, Lainez, Mazeaud, Troskiar, … Ze topten de belangrijkste routes uit die tijd en openden er verschillende nieuwe routes bij (le Toit du Monde, de Tourtereaux, …). Bij de belangrijkste routes uit die tijd ook heel wat artifroutes die van onderuit geopend werden, vaak zelfs met een bivac. Jean Bourgeois (een latere “gardien”) en Jean Alzetta waren er de specialisten van. Veel geduld en het adequate materiaal vormden meestal een goede basis voor het slagen van het opzet. Vele klimmers maakten hun eigen, specifieke klimmateriaal om bepaalde barsten en spleten in de “Rocher du Pape” correct af te zekeren. Dit resulteerde in een schat aan expertise die met name werd gerealiseerd in de kleine, wereldberoemde Waalse metaalbewerkingsateliers. De benodigde klimuitrusting was vaak uitgebreid en gevarieerd en werd nadien ook vervaardigd door grote bedrijven als Solvay, Cockerill, FN, …
De rotsen van Freyr waren enerzijds een oefenterein voor de het echte werk in de Alpen en anderzijds een speelplek voor het verfijnen van allerlei technieken.

Doorheen de jaren 70 werd het vrijklimmen wijdverspreid. Er werd steeds meer puur voor de sport geklommen en vanaf de jaren 80 trainden de klimmers specifiek voor het rotsklimmen. Dankzij nieuwe behakingsmethoden (vooral spits en boorhaken) kon men ook vlakke platen voldoende afzekeren waardoor heel wat nieuwe routes, buiten de natuurlijke barsten, toch veilig konden beklommen worden. Het niveau ging zienderogen omhoog en de routes werden steeds harder en harder. Qua kleding verving de fluorescerende blouse de bergtrui en het geruite hemd. De kniebroek werd een spannende legging en zware lederen bergschoenen maakten plaats voor de veel soepelere klimschoenen. Het niveau van het klimmen explodeerde in Freyr en de eerste 7de graadsklimmen verschenen er. In 1986, op dezelfde dag, werden de 2 eerste 8a routes getopt: Karkass door Arnould t’Kint en Excalibur door Pierre Masschelein. Het was wachten tot 2002 voor een eerste 8c-klim: Nicolas Favresse beklom toen “Le Clou”, wat lange tijd de moeilijkste route in het massief zou blijven.
Hoewel de Belgische klimmers de plak zwaaiden was er ook hoog bezoek uit de aanpalende landen: voornamelijk Duitsers, Nederlanders, Fransen en Luxemburgers. Steve Brancroft beklom in 1980 “La Sirène” en de “Trois Saurets” volledig vrij en een paar jaar later realiseerde Simon Nadin een onsight beklimming van Schwarzenegger. Wederom op “Schwarz” was het Isabelle Dorsimond die de eerste vrouwelijke 8a van Freyr op haar naam schreef. Bleausard Kevin Lopata beklom met Galaxy de 1ste 8c+. en in 2022 realiseerde Loïc Derby met “Shogun” de 1ste en enige 9a van het massief.


Hoewel sommige Belgische klimmers tot de beste van Europa, zo niet van de wereld, behoren (J.M. Arnould, A t’Kint, Godissart, Lorenzi, Masschelein en de broers De Schepper bij de heren alsook Muriel Sarkani, Isabelle Dorsimond en Anak Verhoeven bij de vrouwen), blijft het bepalen van de moeilijkheidsgraad in Freyr een heikele klus vol controverse, polemiek en discussie. Sinds het begin van het vrijklimmen van de eerste moeilijke routes wordt Freyr beschouwd als een massief met harde quotaties. Startpunt van deze reputatie was de vrijbeklimming van “l’Enfant” : door de beroemde Parijzenaar Jean-Claude Droyer ooit 6b gequoteerd (nu 6c).
In deze jaren werden er ook enkele extreme solo’s gerealiseerd. Al in 1981 voltooide Jean-Michel Stembert “les trois Saurets”, een prestatie die al snel herhaald werd door Johan De Schepper en Alec Bronitz die later ook “l’Enfant” en “le Pilier Cromwell” solo klom.
Routes in de 7de en 8ste graad werden steeds regelmatiger herhaald en er volgde een periode van intense behaking van nieuwe routes door met name Pierre Masschelein voor de harde routes, maar ook door Marc Bott, Philippe Lacroix (ook bekend als Bibiche), Marc Debaecke en enkele andere toegewijde klimmers. In de jaren 2000 werd de behaking verder aangepast hetgeen de ontwikkeling van topropen (een techniek die uit de klimhallen werd geïmporteerd) mogelijk maakte in heel wat oudere routes. Bepaalde lijnen werden aangepast waardoor nieuwe combinaties met (nog) hogere moeilijkheidsgraden mogelijk werden en recent is er als nieuwe activiteit highlinen bij gekomen. De uitgave van up-to-date topo’s hebben we hoofdzakelijk te danken aan het onophoudelijke werk van Marc Bott.


Maar de essentie blijft door de tijden heen onveranderd: l’Al’Lègne, le Pape, la Jeunesse, les Cinq Ânes… spreken nog steeds tot de verbeelding van jongere generaties die op zoek zijn naar ontspanning en contact met de natuur. Al bij al is er dus weinig veranderd sinds de pionierstijd (toen stijgijzers als essentieel werden beschouwd voor een poging tot de Al’Lègne). Natuurlijk is het avontuurlijke aspect van het klimmen verminderd door middel van betere behaking en betere klimuitrusting maar de emotie is er nog steeds en de jongere generatie kijkt nog steeds omhoog en doet het nog steeds beter.

Zoals onze nationale Claude Barbier zei:
“Al mijn middelen zijn verstandig, mijn motieven en mijn doelen zijn waanzinnig!”

Bernard Marnette

Biblio :
Borlée Jacques : De Freyr à l’Himalaya (Ed. Didier Hatier – 1987).
Marnette Bernard : Petit lexique toponymique des rochers et des voies d’escalade de Wallonie (Ed. Serac – 2013)
Marnette Bernard : Les falaises de Freyr : Un monde à découvrir (in : Freyr-sur-Meuse, )– Ed. Trela – 2013)
Marnette Bernard : Escalades Royales (Ed. Nevicata – 2016)
Sebille Mark : De Speeltuin van de koningen (Ed. Mark Sebille – 2019)